We komen binnen bij de ‘Secondaryschool‘ in Kangasala. Vreemd, het lijkt of we niet verwacht worden. Mooie school, dat wel. En zo fijn rustig (hier ook?). Hier en daar een leerling, wel duidelijk voortgezet onderwijs. Ze kijken wel, maar zeker niet verbaasd. Ze gaan door met wat ze aan het doen zijn. Plots (toch) een prop naar beneden, niet op ons gericht hoor, maar wel een beeld dat bekend voorkomt.
Iemand vindt een koffieautomaat, en een zitje. We beginnen te praten over de ochtend en drinken koffie of thee. Dan komt iemand aangesneld; we zijn in het verkeerde gebouw. Jassen aan, koffie achterover en de sneeuw weer in. Op naar het andere gebouw. Lijkt een beetje op Windesheim, van buiten dan…
Voor het overzicht; een dia uit de PP van het Finse schoolsysteem, zonder ‘dead-ends’:
Hier worden we wél verwacht. In het bijzonder heb ik naar deze VO-school uitgekeken: het is mijn doelgroep, zogezegd. In Finland volgen jongeren die van hun 16e tot 19e levensjaar. De duur is daarmee 3 jaar. We hoeven de schoenen (of in dit geval de (sneeuw)laarzen) niet uit. Er heerst een drukte van jewelste. Eerst een presentatie van een docent: 640 leerlingen, 4 gebouwen. 60 docenten/onderwijsbetrokkenen en 222 lessen (van 45 minuten) per jaar. En weer wordt gesproken over ‘het nieuwe curriculum’ dat per augustus 2016 (dit schooljaar) verplicht werd. We zien de volgende vakken de revue passeren: Finse taal en literatuur, MVT1, MVT2, wiskunde, milieukunde en -wetenschappen, natuurkunde, scheikunde, biologie, aardrijkskunde, LO, ethiek, religie, geschiedenis, sociale vakken/omgangskunde, huishoudkunde incl. economisch, techniek, kunst en ambacht. Al deze vakken zijn in het 1e jaar van secondaryschool verplicht, enkele in de volgende jaren zijn keuzevak. Een brede basis.
Bij navraag blijkt het nationale hervormde curriculum van 2015 dateert. Het is ontwikkeld door de nationale raad voor onderwijs. Het is gebaseerd op de kerndoelen die het ministerie van onderwijs heeft vastgelegd. De lokale autoriteiten vormen op basis daarvan een lokaal curriculum. Dat werd per 1 augustus 2016 van kracht. De docenten hebben de vrijheid, autonomie en het eigenaarschap voor de implementatie van het curriculum. Zij geven er de concrete vorm aan. De essentie van de reformatie is scholen/docenten die meer aan projecten doen, meer samen (laten) werken, meer assistenten in de school/klas hebben en meer (aandacht voor) geïntegreerd onderwijs, vertelt deze docent. Ik vind die inderdaad terug bij de Specificaties van het Finse onderwijs zoals de nationale raad ze formuleerde.
Dat docenten veel vrijer zijn in het verkiezen wat ze wel en niet doen in de klas, zonder inspectie, controle of bemoeienis, is erg afwijkend aan de Nederlandse manier van werken in het onderwijs. Wel zijn ze gehouden aan (zelf)evaluatie. De onderwijsraad: “Education providers have main responsibility for Quality.” De presenterende docent vertelt dat de docenten/de school veel vertrouwen geniet van de overheid en ouders. Doet deze school aan differentiatie? Nee. Het is wettelijk niet toegestaan. Het is niet opgenomen in het curriculum. Ook niet in het nieuwe. De docent vertelt dat dit in de praktijk soms wat problematisch is. Ze vervolgt dat de “slimmeren” kunnen lijden onder de “zwakkeren”. Hoe gaat zij hiermee om? Zij past in haar lessen wel iets van differentiatie toe door de sterkere leerlingen extra werk te geven en de zwakkere wat extra tijd of uitleg. Zij maakt gebruik van haar autonomie door deze ‘aanpassing in het curriculum’ te maken.
Er zijn 3 vakken waarbinnen leerlingen met IPads werken of pc’s. De overige lessen worden allemaal met methodes vormgegeven: tekstboeken en werkboeken. Er zitten maximaal 20 leerlingen in een klas; 15 of 16 komt het meest voor. Vaak met meer dan 1 docent.
Het algemeen hoger secundair onderwijs is gericht op brede kennis en goede zorg. Die zien we terug in deze school.
Kernbegrippen zijn flexibiliteit, personalisatie, individualisering, modulair- en cursusstructuur, combineren van algemene en beroepsstudies en keuze voor hoger onderwijs. Het 8e en 9e jaar (2e en 3e klas) is bepalend voor de vervolgschoolloopbaan. In het 9e jaar vindt de tweejaarlijkse examinering plaats dat uit minimaal 4 examens bestaat met in elk geval de Finse taal en literatuur en een 3-tal uit de 2e nationale taal, een MVT, wiskunde en algemene vakken. Meer of aanvullende examens zijn mogelijk. Al deze zaken worden door de leerlingen die ons na de presentatie rondleiden en begeleiden naar en tijdens de lesbezoeken bevestigd.
Dan is er het beroepsonderwijs, in dezelfde school: VET. Het staat voor Vocational education and training. Het gaat om op beroepsonderwijs en -opleiding, om competentiegericht onderwijs en het leerlingwezen. Ik maak een vergelijking met de mbo BOL- en BBL-varianten in Nederland. Het ontwikkelen daarvan is gericht op effectiviteit, drop-outs, uitsluiting en op kwaliteit. Inhoudelijk gaat het dan om flexibiliteit, individualisering, EVC’s, leeromgeving, welzijn van de leerlingen (recht op jeugd), werkplekleren, competentieontwikkeling, leerstrategieën, lokale plannen en om financiering. Die worden aangevuld met competenties voor een leven lang leren, een deel ervan herken ik in onze 21ste eeuwse vaardigheden: probleemoplossende vaardigheden, interactie en samenwerken, werkethos leren en probleem, gezondheid, veiligheid en het vermogen om te functioneren, initiatief en ondernemerschap, duurzame ontwikkeling, esthetiek, communicatieve en mediavaardigheden,
wiskunde en wetenschappen, techniek en ICT en actief burgerschap en verschillende culturen. Helaas is er geen tijd om een beroepsonderwijsklas te bezoeken.
De uitstroom naar een volgende school of opleiding geschiedt vanuit de leerling. Hij gaat met de cijferlijst naar een school of opleiding van zijn keuze waarna de vervolgschool beslist of de leerling wordt aangenomen. De school van herkomst heeft daarin geen andere bemoeienis dan deze gang te laten begeleiden door een counselor die advies geeft.
We gaan aan de lunch. Heel fijn! Een groepje leerlingen begeleiden ons daar naartoe. Het is een buffet met een warme maaltijd. Gratis voor leerlingen, niet voor ons. Vissticks, vers geraspte wortel en biet een aardappelpuree. Ik neem de eerste vier. Met een glas water. Er is ook melk. Na een klein half uur vervolgen we de dag. We mogen kiezen uit een aantal lessen die we gaan bijwonen. Onze groep wordt in kleinere gesplitst. Het groepje waar ik in zit gaat de les Engels bijwonen. En passant vraag ik de begeleidende leerlingen of ze op pc werken; we lopen langs 3 lokalen vol met pc’s. Weinig, wordt gezegd. Ik zie buiten de docent-pc in de klas, de beamer en het mooie apparaatje dat ik hier heb leren kennen – een kleine camera die op het bureau van de docent gericht is en alles dat je eronder houdt op het smartboard weergeeft – geen andere vormen van digitalisering. Wel hebben leerlingen hun smartphones bij zich, maar die zijn in het geheel niet storend. Ze worden zelfs tijdens de Engelse les gevraagd te gebruiken. Opvalt het tweetal jongens dat midden in de klas op een gemakkelijke bank zitten. Een bank? Ja, is de reactie, een restant van vorig jaar toen er een project liep om de klas zo cosy mogelijk in te richten. De bank mocht blijven. Oké…
We starten met het maken van een mindmap. De leerlingen over associaties met Nederland, wij over die met Finland. In groepjes van 3. Leuk. We schrijven op papier die onder het genoemde cameraatje worden gehouden en verschijnen op het smartboard. We komen we goed vanaf; er wordt rijkelijk geassocieerd met Amsterdam, klompen, Willem-Alexander, molens en Max Verstappen. Wij associëren Finland onder andere met koude, moeilijke taal en sneeuw. Die taal is wel een dingetje; er is niet gemakkelijk touw aan vast te knopen en het intrigeert me. Wat zijn de vervoegingen?
Dan een Kahoot! Leerlingen op hun mobiel, wij krijgen IPads. We worden ‘overhoord’ op de informatie die we vanmorgen tijdens de presentatie hebben gehad. Mooi (inter)actief. Drie leerlingen geven het vorm. Eén meisje wint deze Kahoot. Wij niet. Ik geeft haar de koelkastmagneet van de Zaanse Schans die ik heb meegebracht. Er staan molens op waarmee ze eerder bij de mindmap Nederland associeerde.
Het is pauze. We gaan aan de koffie of thee en een tussendoortje dat we in de docentenkamer gebruiken. We komen er niet helemaal achter of dit standaard is, maar we vinden schoongemaakt fruit, koekjes en kleine hapjes op een tafel. Ik zie een klassenassistent die zich voorstelde als assistent special needs children. Snel naar haar toe, want ik wil haar van alles vragen. Ze vertelt over de kleinere groepen en stelt voor dat ik na de pauze met haar meeloop naar de SEN-klas. Er is sprake van inclusief onderwijs. Ik spreek met een andere docent. Ja, inclusief onderwijs. Ik vertel over onze GJI’s, een bijzondere vorm binnen onze cluster-4, en dat jongeren bij ons wonen nadat ze uit huis zijn geplaatst. Uit huis plaatsen doet Finland ook, maar onderwijs wordt dan toch binnen de reguliere scholen gevolgd en veelal in special needs klassen. Deze school heeft er voor elk leerjaar één. Ze zijn gericht op leerachterstanden, leer- en opvoedingsmoeilijkheden en gedragsproblemen. Ik ga later naar die van het 1e jaar op deze school.
Ik vind een kleine klas uit 6 leerlingen. Eén ervan wilde het scherm om hem heen zodat hij niet wordt afgeleid en afleidt. Nooit gezien in Nederland, wel in Finland op de primaryschool. We vinden boven het smartboard de weekplanning, op het board de lesstof waaraan op dit moment wordt gewerkt en een heel fijne, rustige gestructureerde docent met passie voor zijn werk. Hij vertelt wat de leerlingen doen en hoe trots hij op ze is. De leerlingen werken uit boeken en worden uitgenodigd ons vragen te stellen. Ook hier wordt ons gevraagd iets in het Nederlands te zeggen. Die harde geeeh scoorde eerder ook goed, dus we zeggen “Hoe gaat het?”. Dat klinkt raar, vinden ze.
Special needs kinderen kunnen de hele schooltijd in deze klassen blijven, delen van het jaar of delen van het vakkenpakket. Indien een leerling een vak in een reguliere klas wil volgen (lees wel: wil), komt er een begeleider mee naar die les. Wat een mooi systeem! Ik vraag of er gepest wordt, of door andere leerlingen uitgestoten, niet geaccepteerd. Gelukkig is dat niet aan de orde; zowel docenten als leerlingen bevestigen dit. Ik realiseer me dat ik door een Nederlands bril naar deze vorm van inclusief onderwijs kijk: hier is deze manier van onderwijs vanaf Kindergarten de realiteit. Wat neem ik hiervan mee voor ons onderwijs?
We vervolgen de lesbezoeken en komen in de les muziek. Omdat Finland dit jaar 100 jaar onafhankelijk is, bereiden ze op deze school een musical voor. Deze les is het een 1e jaars groep die verplicht muziek krijgt. De begeleidende leerlingen vertellen dat de muzieklessen in de 2e en 3e klas leuker zijn en beter: de leerlingen hebben muziek dan als keuzevak in hun pakket en zijn over het algemeen getalenteerd. Maakt ons niet uit. Een paar jongens zingen, de docent speelt elektrisch gitaar, een andere leerling de drums en weer anderen andere kleine slaginstrumenten. Het is kort maar krachtig; we worden verzocht richting de docentenkamer te gaan. Het blijkt tijd. Jammer! We bedanken de school, de docenten, de leerlingen voor hun bezielende informatie en overhandigen onze Nederlandse cadeautjes; kaas, klompjes, drop, stroopwafels en Zaanse mayonaise.
Wat opvalt zijn de kleine klassen, het relatief weinige aantal leerlingen per klas, de rust die in de klassen heerst, maar ook het weinige ICT-gebruik, de overwegende frontaal-klassikale manier van lesgeven en het volledige gebruik van lesmethoden.